Door Marthe Dijk
Als twee mensen elkaar iets willen meedelen, wordt vaak taal gebruikt. Bijvoorbeeld: ‘Kun je mij nog wat wijn bijschenken?’ Maar taal is zeker niet het enige communicatiemiddel. Degene die meer wijn wil, kan ook zijn glas ophouden. Beide mogelijkheden komen regelmatig voor aan Nederlandse eettafels. Deze manier van communiceren is echter lang niet overal gebruikelijk. Als vertalers zijn we veelal op taal gericht, maar er zijn heel veel culturele factoren die bijdragen aan wat en hoe er gecommuniceerd wordt. Deze worden beschreven in de etnografie van de communicatie.
Antropologie vs. taalkunde
De etnografie van de communicatie is een combinatie van etnografie en taalkunde. In de etnografie houdt men zich hoofdzakelijk bezig met de beschrijving en analyse van cultuur, en in de taalkunde met de beschrijving en analyse van taal. Bij etnografie van de communicatie wordt er een verband gelegd tussen cultuur, taal en gedachten.
Men was zich al langer bewust van het mogelijke verband tussen cultuur en taal, maar pas in 1962 werd de term etnografie van de communicatie voor het eerst gebruikt door
Dell Hymes. Hij sloeg een brug tussen de antropologie en de taalkunde door te stellen dat taal niet los kan worden gezien van hoe en waarom mensen taal gebruiken. Het hoe en waarom dragen juist bij aan een beter begrip van de taal. En taal is onderdeel van cultuur.
De etnografie bestudeert de verschillende competenties van de spreker, zoals taalkundige competentie (ben je als spreker in staat een grammaticaal correcte zin te maken?) en communicatieve competentie (gebruik je als spreker een zin in de juiste context?). Een communicatief competente spreker houdt zich aan bepaalde regels. Je moet weten wanneer je moet spreken, wanneer niet, hoe je een gast moet ontvangen, hoe je moet groeten, wanneer je moet groeten, waarover je mag praten, enzovoort. De belangrijkste vraag binnen de etnografie is: wat moet een spreker weten om gepast te communiceren binnen een bepaalde samenleving, en hoe leert een spreker dat?
Groeten bij de Wolof
In de meeste samenlevingen is een vorm van groeten gebruikelijk, zoals ook bij de
Wolof in Senegal. De samenleving van de Wolof is gebaseerd op sociale ongelijkheid. Dit is te zien in de hiërarchische verdeling in sociale groepen. Daarnaast komt het ook naar voren in sociale interacties, zoals groeten. Aan de manier van groeten kun je zien welke relatie de sprekers met elkaar hebben. Bij het groeten moeten de Wolof zich aan een aantal basisregels houden. Als twee mensen elkaar kunnen zien, moeten ze elkaar groeten. Zelfs als iemand moet omlopen om te groeten, moet hij of zij toch groeten. Iedereen binnen de dertig meter moet worden gegroet.
Het centrum van de stad, waar de markt is, is sociaal gezien een lastige plek, omdat er veel mensen zijn en alle mensen binnen dertig meter moeten worden gegroet. Om dit makkelijker te maken is het centrum in verschillende zones ingedeeld, zoals de markt, de waterbron, het gebied rond de moskee, de winkels, enzovoort. Je moet iedereen groeten die zich in dezelfde zone bevindt als jijzelf. Als er in jouw zone geen mensen zijn, dan moet je de mensen in de eerstvolgende zone groeten. Als het heel erg druk is in jouw zone, hoef je slechts de twintig dichtstbijzijnde mensen te groeten.
Groeten bij de Baatombu
In Afrikaanse culturen komt het vaak voor dat er iemand is die vragen stelt, en iemand anders die de vragen beantwoordt. Het hoeft niet altijd zo te zijn dat de ondergeschikte persoon de vragen stelt, zoals bij de Wolof het geval is. Het kan ook andersom. Dit verschilt per cultuur.
Bij de
Baatombu uit Benin zijn het de personen met een hogere status die het initiatief nemen tijdens het groeten. De toon van de groet zet de toon voor de rest van het gesprek. De belangrijkste functie van de begroeting is om de relatie tussen twee mensen duidelijk te maken door het gebruik en de keuze van verschillende formuleringen.
Net als bij de Wolof is ook de samenleving van de Baatombu gebaseerd op sociale ongelijkheid. Wanneer twee mensen elkaar ontmoeten, is er altijd sprake van een statusverschil. Als beide sprekers dezelfde sociale status hebben, dan neemt een van de twee de rol aan van iemand met een hogere status. Als twee mensen die willen groeten geen bestaande relatie hebben, dan geeft leeftijd de doorslag. Ook onder familieleden bestaat geen gelijkheid. Zelfs bij tweelingen is er ongelijkheid. Degene die als tweede is geboren, heeft een hogere status, omdat hij de eerste eropuit heeft gestuurd om te verkennen.
Naast woordkeus en status speelt ook lichaamstaal een rol bij het groeten. Wanneer de Baatombu groeten, staan ze iets gebogen en zijn hun knieën gebogen. De ondergeschikte zal altijd lager staan, kijkt zijn meerdere niet direct aan en praat zachter. Hij zal altijd korte standaard antwoorden geven. Degene met de hogere status besluit wanneer hij de begroeting beëindigt. Hij bepaalt hoe lang het gesprek duurt. Hij mag wel de tijd van de ondergeschikte persoon ‘verdoen’, maar de ondergeschikte mag dat nooit bij zijn meerdere doen.
Vertalen maar!
Culturele aspecten, zoals de hierboven beschreven voorbeelden, liggen verborgen in geschreven teksten. Sommige hiervan zijn ook voor de vertaling van belang. Het is aan de vertaler om deze signalen te herkennen en om te zetten naar de doeltaal.
Bronnen
William Foley: Anthropological Linguistics: an introduction
Judith Irvine: ‘Strategies of Status Manipulation in the Wolof Greeting’
Muriel Saville-Troike: The Ethnography Of Communication: an introduction
Wendy Schotman: 'The Daily Ritual of Greeting Among the Baatombu of Benin'